‘Als je op langere termijn preventief wil werken, moet je iedereen in beeld hebben.’

Alles op een rijtje
Deel:

Voortijdig schoolverlaters in kaart brengen om ze beter te kunnen begeleiden. Dat is waar het RMC* regio IJssel-Vecht sinds een aantal jaar op inzet. ‘De data-ontsluiting ging eigenlijk best makkelijk, maar nu is de vraag bij wie de verantwoordelijkheid voor deze jongeren eigenlijk ligt,’ zegt Daniel Meijerink. Meijerink is regiocoördinator RMC IJssel-Vecht en programmamanager van de Vervolgaanpak VSV, een gezamenlijke aanpak met scholen en gemeenten om voortijdig schoolverlaten te verminderen.

‘Als RMC hebben wij de verantwoordelijkheid om kwetsbare jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie op te sporen en terug te leiden naar het onderwijs of door te laten stromen naar arbeid,’ vertelt Meijerink. ‘In onze regio zijn er best veel jongeren die uitvallen op school en aan het werk gaan. Het afgelopen jaar is 70 procent van alle voortijdige schoolverlaters aan het werk gegaan. We kwamen erachter dat we van een grote groep, onder wie veel oud-leerlingen uit het Praktijkonderwijs en Voorgezet Speciaal Onderwijs, eigenlijk niet weten wat ze precies doen.’

Volgens Meijerink kwam dat doordat de verantwoordelijkheid voor een groot deel van deze jongeren bij de gemeente lag, in het kader van de Participatiewet of dagbesteding. ‘Van die groep wisten we dus helemaal niets. In 2019 zijn we begonnen met het in beeld brengen van alle voortijdig schoolverlaters. De volgende vraag was: kunnen we ze met simpele interventies, bijvoorbeeld in samenwerking met de arbeidsmarktregio, iets bieden om zich goed te kwalificeren? Of in ieder geval hun kwaliteiten verduurzamen, zodat ze toch verder kunnen als ze een keer hun baan verliezen?’

Vergelijkingsmethode is niet zo ingewikkeld

Het opsporen van de jongeren was volgens Meijerink niet zo ingewikkeld. Dat deed het RMC door alle sociaal domeinsystemen (sociale wijkteams, UWV, bsn-nummers) met hun jeugdvolgsysteem te vergelijken. Door aan te vinken bij wie een jongere wel en niet bekend was, konden ze achter hun prioritaire doelgroep komen. Die vergelijkingsmethode wordt nu maandelijks uitgevoerd.

Lastiger is het om de verantwoordelijkheid te delen

‘De vervolgstap was dat we elke jongere en de ouders wilden zien. Want als je op langere termijn duurzaam wil werken, moet je toch echt van iedereen weten hoe ze wonen, waar ze werken, wat ze aan het doen zijn en welke ondersteuning ze nodig hebben,’ stelt Meijerink. ‘Maar die ondersteuning kun je niet alleen bieden, dus heb je partijen om je heen nodig die daarin willen investeren. Partijen die zeggen: “Wij vinden dit belangrijk, wij gaan deze jongeren oppakken en intensief begeleiden richting de arbeidsmarkt, een participatieplek of iets anders.” Dus je hebt de arbeidsmarktregio, sociale wijkteams, de gemeente en Jeugdhulp nodig. Maar het is wel lastig om die gezamenlijke verantwoordelijkheid met elkaar op te pakken.’

Meijerink merkt dat de verschillende instanties vaak naar elkaar wijzen als het gaat om het nemen van de verantwoordelijkheid. ‘Met name bij PrO- en VSO-leerlingen. Als een jongere uitstroomt richting dagbesteding, heeft het onderwijs nog twee jaar nazorg, maar in de praktijk denken ze vaak: die zit daar mooi gebakken. Vanuit het doelgroepregister heeft de gemeente officieel ook de verantwoordelijkheid om een jongere verder te begeleiden, maar die denkt: wat doen we daar nog als hij op zijn plek zit? Het sociaal wijkteam zegt: “Hé, hij participeert, dat is hartstikke goed.” En de arbeidsmarktregio zegt op zijn beurt: “Deze jongere valt onder de gemeente, dus die is verantwoordelijk.” Maar in het kader van jeugdwerkloosheid heb je als arbeidsmarktregio wel degelijk een verantwoordelijkheid. Want deze jongere is nog maar zestien, wat als hij in de twintig is?’ De visies over de verantwoordelijkheid voor de verdere ontwikkeling van deze jongeren – zonder ze los te laten – lopen dus nogal uiteen. Dat heeft volgens Meijerink vaak met de financiering te maken.

Pilots doorleer/werkcoach

Meijerink noemt het een hele uitdaging om de neuzen dezelfde kant op te krijgen en vraagt een lange adem. Wat het RMC en het praktijk- en voortgezet speciaal onderwijs  in ieder geval willen, is werken met een doorleer/werkcoach. ‘Dat is iemand die een jongere, nadat hij of zij in beeld is gekomen, intensief begeleidt op alle leefgebieden en kijkt welke stappen er op die leefgebieden gezet kunnen worden.’

Het is nu alleen nog de vraag waar die doorleer/werkcoach het beste gepositioneerd kan worden. Daarom worden er na de zomer drie pilots gestart. Meijerink: ‘Bij één pilot zetten we de doorleer/werkcoach neer binnen het onderwijs, als intensieve begeleiding op alle leefgebieden in het kader van de nazorg. In een andere pilot komt hij of zij bij het leerwerkbedrijf, vaak de sociale werkvoorziening van de gemeente. En bij de derde pilot wordt de doorleer/werkcoach bij een sociaal wijkteam gepositioneerd.’

De pilots zijn zogeheten richting-aangevende pilots. Er wordt gekeken naar de effecten van de doorleer/werkcoach op de drie verschillende posities en aan de hand daarvan wordt besloten op welke plek hij of zij het beste tot zijn recht komt. ‘Als we dat helder hebben, kunnen we ook betere keuzes maken in welke mate iets gefinancierd moet worden,’ stelt Meijerink.

Meijerink is blij dat er ‘nu eindelijk iets gaat gebeuren’, want het RMC en het onderwijs hebben best wel moeten lobbyen, vooral bij de arbeidsmarktregio, om de pilots erdoor te krijgen. ‘Waarom het nu wel gelukt is? Als je elkaar kent, genoeg spreekt en een visie deelt, kom je uiteindelijk tot een gezamenlijke aanpak. Ik heb maandenlang tegen de arbeidsmarktregio geroepen: “Wij als RMC willen waarde toevoegen aan jullie dienstverlening. En jullie dienstverlening is van waarde voor onze dienstverlening.” In mijn geval was het een kwestie van veel geduld hebben, het gesprek blijven voeren en blijven benadrukken dat we het in gezamenlijkheid willen doen. Het is niet “zij” tegen “ons”, maar “wij samen”.’

Geen quick wins, wel succes op lange termijn

Voor de toekomst hoopt Meijerink dat er een soort denktank kan worden gecreëerd voor innovatieve projecten met een langere looptijd, bijvoorbeeld met VSV**, het RMC en de arbeidsmarktregio. ‘We kunnen het niet alleen en moeten ook niet denken dat we dingen op korte termijn kunnen veranderen. Maar ik geloof ook niet in projecten met een looptijd van twintig jaar, want over twee jaar kan de wereld er al heel anders uitzien.’

* RMC: Elke regio heeft een contactgemeente voor de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) voortijdig schoolverlaten.

**VSV: Aanpak voortijdig schoolverlaten (vsv). De Rijksoverheid wil voorkomen dat jongeren tussen de 12 en 23 zonder startkwalificatie van school gaan. Het Rijk, scholen en gemeenten nemen samen maatregelen om jongeren weer naar school te helpen.

Andere praktijk voorbeelden
Cookies op de website van de Grote Beweging.
De grote beweging gebruikt Functionele en Analytische cookies voor website optimalisatie en statistieken.